Hazel's Life Journey

1. 서수란? --> 첫 번째, 두 번째, 세 번째... 처럼 몇 번째임을 나타낼 때 쓰는 숫자 시스템 2. 형태 1e = eerste = 첫 번째 2e = tweede = 두 번째 3e = derde = 세 번째 4e = vierde = 네 번째 5e = vijfde = 다섯 번째 6e = zesde = 여섯 번째 7e = zevende = 일곱 번째 8e = achtste = 여덟 번째 9e = negende = 아홉 번째 10e = tiende = 열 번째 11e = elfde = 열한 번째 12e = twaalfde = 열두 번째 13e = dertiende = 열세 번째 14e = veertiende = 열네 번째 15e = vijftiende = 열다섯 번째 16e = zestiende = 열..

1. 도치란? --> 주어와 동사의 위치가 바뀌는 현상 --> 네덜란드어 문장에서 주어가 아닌 강조하고 싶은 부분을 문장 제일 처음에 내세울 때 도치가 일어난다. 2. 예문 Nu wil ik ook een biertje. = Now I also want a beer. = 이젠 나도 맥주 한 잔 마시고 싶어. --> nu가 문장 제일 처음 (nu 강조) --> 도치 Dit rondje betaal ik. = I'll pay for this round. = 이번엔 내가 낼게. --> dit rondje가 문장 제일 처음 (dit rondje 강조) --> 도치 참고 및 출처: Nederlands in gang

1. 정관사 de - 여성, 남성, 복수 명사 het - 중성 명사 --> 명사의 성에 있어서 특별한 규칙은 없기 때문에 명사 외울 때 함께 붙여서 외우는 것이 도움이 된다. 예를 들어, cursus(뜻: 수업, 강좌)라는 단어를 외운다면, 그냥 cursus라고 외우지 말고 de cursus라고 정관사와 함께 외워버리는 것이다. --> 단, 끝이 je로 끝나는 명사들은 지소사(작은 것을 나타내기 위한 어미)로서 이 경우는 정관사 het을 사용한다. het rondje (뜻: 작은 원, 라운드) het zusje (뜻: 작은 소녀) het kopje (뜻: 작은 잔, 컵) 2. 부정관사 --> 부정관사는 de 명사든 het 명사든 상관 없이 een을 사용한다. 단, '하나'를 의미하기 때문에(영어로 따지면..

1. 주문하기 (bestellen) Mag ik een biertje? = Can I have a beer? = 맥주 한 잔 주세요. Ik wil graag een biertje. = I would like to have a beer. = 맥주 한 잔 주세요. Een biertje, alstublieft. = A beer, please. = 맥주 한 잔이요. Voor mij een biertje. = A beer for me. = 저는 맥주 한 잔이요. 2. 계산하기 (afrekenen) Mag ik de rekening (alstublieft)? = Can I have a bill, please? = 계산서 좀 주시겠어요? Ik wil graag afrekenen / betalen. = I would ..

1. 월 이름 (maanden = months) januari = January = 1월 februari = February = 2월 maart = March = 3월 april = April = 4월 mei = May = 5월 juni = June = 6월 juli = July = 7월 augustus = August = 8월 september = September = 9월 oktober = October = 10월 november = November = 11월 december = December = 12월 2. 계절 (seizoenen = seasons) de lente / het voorjaar = spring = 봄 de zomer = summer = 여름 de herfst / het najaar..

1. 요일 (de dagen van de week) maandag = Monday = 월요일 dinsdag = Tuesday = 화요일 woensdag = Wednesday = 수요일 donderdag = Thursday = 목요일 vrijdag = Friday = 금요일 zaterdag = Saturday = 토요일 zondag = Sunday = 일요일 2. 예문 Vandaag is het donderdag. = It is Thursday today. = 오늘은 목요일이다. Eergisteren was het dinsdag. = It was Tuesday on the day before yesterday. = 그저께는 화요일이었다. Gisteren was het woensdag. = It was We..

1. 시간 물어보는 표현 Hoe laat is het? = What time is it? = 몇 시니? 2. 시간 말하기 11.00 Het is elf uur. = It is eleven o'clock. 11.05 Het is vijf over elf. = It is five past eleven. 11.10 Het is tien over elf. = It is ten past eleven. 11.15 Het is kwart over elf. = It is quarter past eleven. 11.20 Het is tien voor half twaalf. / Het is twintig over elf. = It is ten to eleven thirty. / It is twenty past eleven..

1. 소유격 인칭대명사 ik -- mijn jij / je -- jouw / je u -- uw hij -- zijn zij / ze -- haar wij / we -- onze / ons (정관사가 de인 명사 앞에서는 onze, het인 명사 앞에서는 ons) jullie -- jullie zij / ze -- hun 2. 예문 uw adres = your address = 당신의 주소 zijn werk = his work = 그의 일 haar foto = her photo = 그녀의 사진 onze les = our lesson = 우리의 수업 ons adres = our address = 우리의 주소 jullie docent = your teacher = 너희들의 선생님 hun familie = t..

1. 의문사 종류 wie = who = 누구 wat = what = 무엇 waar = where = 어디에서 welk = which = 어떤 wanneer = when = 언제 waarom = why = 왜 hoe = how = 어떻게 --> hoe + 형용사/부사 (e.g. hoe laat = how late = 얼마나 늦은/늦게, hoeveel = how many/much = 얼마나 많은/많이) 2. 예문 (어순: 의문사, 동사, 주어) Wie ben jij? = Who are you? = 너 누구니? Wie is jonger? = Who is younger? = 누가 더 어리니? Hoe heet jij? = How are you called? = 너 어떻게 불리니? = What's your name..

의문문에 의문사가 없는 경우 어순은 동사, 주어 순이다. 즉, 도치가 일어난다. 여기서 한 가지 주의해야 할 점은 주어가 jij 혹은 je일 때 동사 어미에 붙는 t가 사라진다는 점이다. Woon je al lang in Rotterdam? = Have you been living in Rotterdam for a long time? = 로테르담에서 산 지 오래됐니? Is deze plaats vrij? = Is this seat available? = 이 자리 비었니? Krijg je nog bezoek? = Do you still get visitors? = 아직도 널 방문하는 사람들이 있니? Zijn je ouders daar op vakantie? = Are your parents there on..