[10] 의문사가 있는 의문문 (Vraagwoordvragen)

1. 의문사 종류

 

wie = who = 누구

wat = what = 무엇

waar = where = 어디에서

welk = which = 어떤

wanneer = when = 언제

waarom = why = 왜

hoe = how = 어떻게  --> hoe + 형용사/부사 (e.g. hoe laat = how late = 얼마나 늦은/늦게, hoeveel = how many/much = 얼마나 많은/많이)

 

 

2. 예문 (어순: 의문사, 동사, 주어)

 

Wie ben jij? = Who are you? = 너 누구니?

Wie is jonger? = Who is younger? = 누가 더 어리니?

Hoe heet jij? = How are you called? = 너 어떻게 불리니? = What's your name? = 이름 물어보는 표현

Hoe laat is het? = How late is it? = 시간이 얼마나 늦니? = What time is it? = 몇 시니?

Hoeveel broers heb je? = How many brothers do you have? = 너 형제 몇 명 있니?

Wat is je adres? = What is your address? = 너 주소가 뭐니(어떻게 되니)?

Wat doen je ouders daar? = What do your parents do there? = 네 부모님은 그곳에서 뭘 하시니?

Waar woon je? = Where do you live? = 너 어디 사니?

Waar kom je vandaan? = Where are you from? = 너 어디서 왔니?

Uit welk land kom je? = From which country are you from? = 너 어느 나라에서 왔니?

Welke dag is het eigenlijk vandaag? = Which(What) day is it today? = 오늘 무슨 요일이니?

Wanneer is het in jouw land zomer? = When is it summer in your country? = 너희 나라에서는 여름이 언제니?

Waarom zijn je ouders in Korea? = Why are your parents in Korea? = 네 부모님은 왜 한국에 계시니?

 

 

3. 대답

 

의문사가 있는 의문문에 대한 대답은 응/아니가 아니라 질문에서 요구하는 구체적인 정보를 담고 있어야 한다.

 

Q. Wie ben jij?

A. Ik ben Heesun.

 

Q. Hoe laat is het?

A. Het is elf uur.

 

Q. Waar woon je?

A. Ik woon in Rotterdam.

 

 

출처 및 참고: Nederlands in gang